The Pioneers II
De eerste blanke
pioneers van West Australië waren Engelsen, die in 1829 de Swan River Colony
stichtten (nu de stad Perth). Vanuit Perth is West Australië verder
gekoloniseerd. Over de pioneers van Busselton, 270 kilometer ten
zuiden van Perth, schreef ik in het blog The Pioneers van november.
Salmon Gums (eucaliptus salmonophloia) rond Southern Cross |
Toen er ten
oosten van Perth goud werd gevonden, trok een aantal gelukszoekers het
binnenland in. Te paard of op een kameel, maar de honderden kilometers naar de
goudvelden werd ook op grote schaal te voet afgelegd. In 1888 stichtten
prospectors de plaats Southern Cross, 370 kilometer oost
van Perth en de hoofdstad van de huidige Shire (provincie) Yilgarn. Terzijde: De
Shire of Yilgarn is 30.720 km2 groot en heeft (2011) 1576 inwoners. Voor wie
het even was vergeten: Nederland is 37.354 km2 groot, waarvan 18 % water, en
heeft 17.000.000 inwoners…
Er is weinig
fantasie voor nodig om te begrijpen, dat het leven van de eerste Europeanen in
dit gebied buitengewoon hard moet zijn geweest. Hoe hard wordt duidelijk, als
je naar het Pioneers Cemetery van Southern Cross gaat. Daar vindt je -naast een
handvol overgebleven grafstenen- de overlijdensaktes van 1891 tot en met 1898,
met naam, doodsoorzaak en de leeftijd waarop de persoon is overleden.
Ik geef wat cijfers,
conclusies moet iedereen maar voor zichzelf trekken.
Tussen 1891 en
1898 werden op de begraafplaats van Southern Cross 239 personen begraven.
Van deze 239
mensen zijn maar 9 personen 60 jaar of ouder geworden. De oudste overledene -John
Chadwick- is 67 geworden.
95 personen
overleden aan tyfus, een besmettelijke darminfectie.
59 personen zijn
gestorven in het eerste levensjaar. De jongste overledene -Benjamin Atkinson-
heeft 30 minuten geleefd.
16 personen
overleden ten gevolge van een (mijn)ongeval.
3 personen
overleden ten gevolge van zelfdoding.
Het goede nieuws:
Hart- en vaatziekte en kanker komt als doodsoorzaak nauwelijks voor…
Lang niet
iedereen was zo verstandig in de buurt van een kerkhof dood te gaan. Mensen
overleden ergens in de bush -op zoek naar goud- door dorst of een ongeluk of
ziekte, en werden vaak pas na maanden gevonden. Er volgde dan een snelle
begrafenis in de bush, misschien met een houten kruisje, vaak zonder enige
documentatie. Er zijn in de omgeving van Southern Cross 29 van dit soort graven
geïdentificeerd, maar er zijn er ongetwijfeld veel meer.
Het bush-graf van Thomas Davidson, ongeveer 30 kilometer west van Southern Cross |
Op de lijst van
bush-graven vind ik een hele taaie rakker die 75 is geworden en -what’s in a
name?- Austin Nestor heet. Hij overleed aan dysenterie.
En 12 personen
overleden in de bush aan ‘(probably) thirst’. De ‘white fellows’ hebben een hoge prijs
betaald voordat ze het overleven in de bush een beetje onder de knie hadden.
Om echt iets te
weten, moet je bovenstaande getallen natuurlijk vergelijken met de statistiek
van die tijd en niet met de statistiek van nu. Rond 1900 waren ook in Londen en
Amsterdam de overlevingskansen een stuk kleiner dan nu.
Update 19 december 2013:
Wij leerden
gisteren op de Mount Charlotte Lookout aan de rand van Kalgoorlie, dat in de
periode rond 1890 er in deze hele buurt een geweldige tyfus epidemie is
geweest. Dat verklaart de vele tyfus-doden op de pioneers begraafplaats van
Southern Cross (95 van de 239). Slecht drinkwater was een belangrijke oorzaak
van de epidemie. Water werd met camel trains naar de goudvelden gedragen vanuit
Burlong Pool bij Northam (dat ligt 100 kilometer van
Perth, dus 500
kilometer van Kalgoorlie!). De goudgravers maakten ook
zelf water door destillatie van het zoute grondwater (ten koste van heel veel
bomen, uiteraard), en er werd zoveel mogelijk regenwater opgevangen. Uiteraard
was het gebrek aan drinkwater en de slechte gezondheidssituatie van de
goudzoekers een belangrijke belemmering in de ontwikkeling van de goldfields. Om
de goldfields toch tot ontwikkeling te kunnen brengen, heeft de toenmalige
regering van West Australië het ambitieuze plan opgevat om een waterleiding aan
te leggen van Mundaring Weir bij Perth naar de goudvelden, 560 kilometer lang en
met een te overbruggen hoogteverschil van 390 meter. Water tegen de
berg oppompen over hele grote afstand, een bijna onmogelijke opgave.
De mijningenieur
C.Y. O’Conner kreeg de opdracht de pijplijn te ontwerpen en aan te leggen. Hij
begrootte de totale kosten op 2,5 miljoen pond, en toen de leiding in 1903
klaar was en het eerste water het reservoir van Mount Charlotte binnenstroomde,
bleek de hele operatie 2,6 miljoen pond te hebben gekost. Werken binnen de begroting
kon toen blijkbaar nog. Hij loste het probleem van het hoogteverschil op door
het water naar een hoger gelegen reservoir te pompen en van daar uit verder
naar een nog hoger reservoir, enzovoort. In totaal waren er acht door
stoommachines aangedreven pompstations. Ik begin zo langzamerhand te begrijpen,
waar het Australische hout is gebleven…
Deze pijpleiding
voorziet tot op de dag van vandaag aan de behoefte aan water. Op een hete dag
verbruikt Kalgoorlie 45 miljoen liter water. Ondanks de waterschaarste is er
van een efficiënte omgang met water weinig te merken. De waterbesparende
douchekop? We hebben er geen aangetroffen. Volgens officiële opgave van het
waterleidingbedrijf, wordt een kwart van het water in Kalgoorlie gebruikt om de
tuin te besproeien, bijna alle Wc’s worden gespoeld met drinkwater… Hier is nog
wel wat te doen, zo lijkt het.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten